De wonderlijke geschiedenis van Tom Page en zijn olifant – Christopher Nicholson
bron: DSK3-2017
Een roman over olifanten? Wat doet dié in de Snaveltjeskrant? We weten heel goed dat zulke kanjers niet worden opgevangen in het VOC! En toch biedt dit boek een interessante (filosofische) opstap..
Tom Page is dertien jaar als hij voor het eerst in zijn leven een olifant ziet.
We zijn dan begin 1766 en de jonge paardenknecht wordt door zijn meester aangesteld als oppasser over twee olifanten die in erbarmelijke toestand vanuit Indië in Engeland zijn geïmporteerd.
Zo begint deze jongen, die nauwelijks enige opleiding had genoten maar, in al zijn eenvoud, over een grote wijsheid en een oprechte, liefdevolle interesse voor de natuur en haar schepselen beschikt, zijn wonderlijke leven met twee toen nauwelijks gekende exoten.
Het bijzondere aan dit boek is dat er geen geweldig grootse avonturen in voorkomen maar dat het desondanks, en ondanks een zekere traagheid in vertellen, ontzettend meeslepend en boeiend is. Grappig soms, door de manier waarop Tom de onwetendheid in zijn omgeving beschrijft, schrijnend vaak, doordat die onwetendheid soms leidt tot een houding tegenover dieren die wij als onaanvaardbaar beschouwen, gênant bijna doordat Toms liefde voor de enige overblijvende olifant, een wijfje, wel érg ver gaat.
De auteur van deze roman, Christopher Nicholson, een gelauwerde documentairemaker voor de BBC met een grote liefde voor olifanten en een gedegen kennis van ‘natural histories’, slaagt erin door het personage van Tom Page en de mensen uit zijn omgeving, flink wat af te filosoferen over de status van ‘het dier’. En laat dàt nu net de link zijn met het VOC…
De roman beschrijft de omgang met dieren in de achttiende eeuw, en doet ons nadenken over de veranderende kijk op dieren in de loop van de geschiedenis. En hoe dat een invloed heeft op ons handelen.
Als je spreekt over ‘dieren en geschiedenis’, kan je het ook hebben over de natuurlijke historie, namelijk de ontwikkeling van de dieren zelf. Dit onderwerp komt hier niet aan bod.
Wel dus de relatie mens – dier in de geschiedenis.
Maar ook dit onderzoek zelf vertrekt vanuit verschillende standpunten:
ofwel stelt men de mens centraal (antropocentrische geschiedenis: het onderzoek naar de rol van dieren in het denken, voelen en handelen van mensen)
ofwel stelt men het dier zelf centraal (onderzoek naar ‘het wezen op zich’).
Deze laatste stroming leidde tot een vrij nieuw vakgebied, animal studies, ontstaan uit het dierenactivisme zoals dat leefde in de jaren zeventig van de vorige eeuw.
Maar al veel eerder werd er nagedacht over de relatie mens – dier. In de prehistorie had de mens een nauwe relatie met de dieren om hem heen. Alle diersoorten, inclusief de mens, waren vooral bezig met te overleven en waren zodoende continu in competitie met elkaar. De menselijke soort was zowel jager als prooi. Een prooi was voor hem een onafhankelijk wezen, waarvoor hij respect had.
Met de domesticatie van wilde dieren, die samenging met de uitvinding van landbouw en veeteelt zo’n tienduizend jaar geleden (de Neolitische Revolutie), ontstond echter, vanuit een moreel conflict — de onafhankelijke dieren waren nu eigendom geworden – ook het superioriteitsgevoel van de mens ten overstaan van dieren.
We zien dat er zich in de 20° en 21° een erg gespleten houding tegenover dieren heeft ontwikkeld.
Al in de 19° eeuw ontstond er een georganiseerde dierenbescherming, maar het hoogtepunt van de ecologische protestbewegingen lijkt zich te situeren eind jaren zestig – begin jaren zeventig van de vorige eeuw. En in onze huidige tijd lijken we een dubbele moraal te hebben:
enerzijds een grote morele gevoeligheid voor dieren en anderzijds een grote onverschilligheid ten opzichte van dierenleed, met name ten opzichte van die dieren die ons tot voedsel dienen.
In de afgelopen vijftig jaar hebben sommige dieren een geweldige opmars gemaakt:
honden en katten veroverden een plaats in ons huis en in ons leven, en waar ze vroeger, samen met koeien, schapen en kippen ‘huisdieren’ genoemd werden, noemen we ze nu ‘gezelschapsdieren’.
Ze hebben een naam en we trekken er onze portemonnee graag voor open.
De andere leden van de eerder genoemde groep ‘huisdieren’ kreeg ondertussen ook een nieuwe naam: ‘gebruiks- of productiedieren’. Zij verhuisden van het erf of de wei naar grote, voor het publiek afgesloten stallen.
Bij die positie horen minimale voorzieningen waarbij de wet het niveau bepaalt. Ze zijn anoniem en we zijn verder van hen verwijderd dan ooit.
Het blijft moeilijk om onszelf niét in het middelpunt te zetten en we zijn zelden vrij van speciesisme:
net zoals er bij racisme een onderscheid wordt gemaakt tussen volkeren en bevolkingsgroepen, waarbij de eigen groep superieur wordt geacht aan ‘de anderen’, wordt er bij speciesisme een onderscheid gemaakt tussen de verschillende ‘species’, soorten dus, waarbij de eigen soort (de mens) hoger wordt geacht dan de andere soorten.
Desondanks geloof ik dat, zonder de geschiedenis die achter ons ligt, het ontstaan van opvangcentra (en dierenasielen) niet mogelijk zou zijn geweest. De oudste VOC’s (Geraardsbergen en Natuurhulpcentrum Opglabbeek) dateren van de jaren zeventig van de vorige eeuw – middenin de periode van een stijgende gevoeligheid voor ecologie en dierenbescherming dus.
Het feit dat het niet bij die twee gebleven is, én dat het aantal opgevangen dieren per opvangcentrum ook jaar na jaar stijgt, maakt duidelijk dat de meeste mensen niet meer denken zoals in de tijd van ‘Tom Page: wilde dieren horen niét in gevangenschap te worden gehouden als amusement voor de mens, maar verdienen een leven in de vrije natuur.
We beginnen te beseffen dat we grotendeels verantwoordelijk zijn voor de achteruitgang van veel soorten en door getroffen dieren (ook vaak rechtstreeks of onrechtstreeks het slachtoffer van de mens) naar het VOC te brengen, proberen we althans een aantal van hen een tweede kans te geven.
Mocht je dit verband met Christopher Nicholsons roman te ver gezocht vinden, dan kan ik je er nog één aanbieden: de zorg en toewijding van Tom Page aan zijn olifant en zijn grote wil om er kennis over te vergaren, is exact de houding die al onze vrijwilligers kenmerkt…
Christopher Nicholson, De wonderlijke geschiedenis van Tom Page en zijn olifant, Mistral Uitgevers, 2008
Tekst: Marianne Nieuwinckel