bron: DSK4-2019
Hé, hadden we in de vorige Snaveltjeskrant al geen boek over vossen?
Klopt, maar het verhaal van Roald Dahl over Meneer Vos kunnen we echt niet links laten liggen!
Dit dunne kinderboek (ook leuk voor volwassenen) vertelt het eenvoudige maar geestige verhaal over de strijd tussen een vos en de drie onsympathieke boeren Bolus, Bits en Biet. Boer Bolus heeft een gigantische kippenboerderij boer Bits houdt duizenden eenden en ganzen en boer Biet is een kalkoen- ‚en appelboer. Van zijn appelen maakt hij een koppige appelwijn.
Uiteraard zijn de drie boerderijen uitgelezen plekken voor Meneer Vos om op jacht te gaan voor zijn hongerige familie, die in een hol onder een boom op een heuvel woont. Elke avond haalt hij bij één van de boeren zijn kostje op.
Maar dat kan natuurlijk niet goed blijven gaan. De boeren weten wie er van hen steelt en zullen niet rusten tot ze Meneer Vos te pakken hebben.
Ze besluiten om hem uit te graven, en als dat niet lukt laten ze de hele heuvel omsingelen om de vossen uit te hongeren.
Maar niemand is zo fantastisch als Meneer Vos. die zijn weg onder de grond even goed weet te vinden als erboven.
Maar wat voor waarheid zit er nu in dit boek? Wat vertelt het ons over échte vossen (Vulpes vulpes)?
Om te beginnen: vossen leven inderdaad in een hol, ook wel ‘burcht’ genoemd.
Ze graven het zelf of pikken andermans hol in, bijvoorbeeld van een das. Dat Meneer Vos bij zijn graafwerk een das tegenkomt, is dus niet zo vreemd.
Het hol is vooral belangrijk om zich in de winter te beschermen en om de jongen in groot te brengen.
Die worden weleens verplaatst naar een ander hol als de omgeving verstoord wordt of het hol gewoon te klein is geworden.
Verschillende holen hebben is dus een goed idee voor een vossenfamilie. Hoewel ze er in de zomer, bij mooi weer, veel minder gebruik van maken,
De familie Vos bestaat uit Meneer en Mevrouw en vier Kleine Vosjes.
Ook dat is een realistisch gegeven, want in de natuur bestaat een nestje gewoonlijk uit vier à vijf jongen.
Meneer heet in werkelijkheid ‘rekel’, Mevrouw ‘moer’ en de Kleine Vosjes zijn ‘welpen’.
Net als in het boek hebben ze een voorbeeldig familieleven: de ouders zijn veelal monogaam en zorgen goed voor de jongen.
Vader verblijft wel niet bij de andere in het hol (en daar wijkt Dahl dus af van de werkelijkheid) maar brengt wel voedsel (en daar draait het bij Meneer Vos helemaal om).
De paartijd (ranstijd) loopt van december tot februari Na een draagtijd van zeven à acht weken worden de jongen blind en hulpeloos geboren (maart – mei).
Maar ze groeien snel: na een viertal weken spelen ze al buiten de burcht,vaak niet alleen onder het toeziend oog van de ouders, maar ook van enkele tantes die mee de zorg op zich nemen.
Langzaamaan schakelen ze over naar vast voedsel en na acht à tien weken eten ze alleen nog prooi. Dat krijgen ze nog van de ouders tot ze zo’n vier maanden oud zijn, maar het wordt wel steeds beter verstopt om het de welpen niet té gemakkelijk te maken.
In het najaar begint de familiegroep uiteen te vallen. Vooral de jonge mannetjes moeten dan op zoek naar een eigen territorium, vrouwtjes blijven soms wat langer hangen.
Dat eigen territorium kan een wisselende grootte hebben: hoe meer voedsel er te vinden is, hoe kleiner. Bij voedselschaarste zal een territorium noodzakelijkerwijs groter zijn.
Zo kan de grootte van een territorium variëren van 50 ha tot 1000 ha. Het territorium bestaat uit een kerngebied waar de vos dagelijks verblijft en een minder frequent bezocht buitengebied dat soms overlapt met het gebied van een andere vos.
De vos bakent zijn terrein af met zijn uitwerpselen en urine (pekel) en zijn geblaf waarschuwt rivalen dat het gebied al bezet is.
De vos heeft overigens een uitgebreid vocabularium: hij kan wel 28 verschillende geluiden maken en heeft ook een sprekende lichaamstaal: de stand van oren, mond en staart vertelt een soortgenoot veel.
Een vrijgekomen territorium zal al snel worden ingenomen door een nieuwe vos.
Het is dan ook een verkeerde gedachte dat ‘overlast kan opgelost worden door het afschieten van de vos.
Vossen reguleren spontaan hun aantal door het aanpassen van het aantal geboortes volgens schaarste of overvloed. Een vossenplaag zal dan ook nooit voorkomen.
Wie schade ondervindt aan zijn kippen, zorgt beter voor een degelijke afsluiting (daar waren de boeren van Roald Dahl nét niet goed genoeg in).
De vos jaagt overwegend ’s nachts en in de schemering (net als Meneer Vos) maar als het gebied veilig genoeg is, jaagt hij liever overdag. Dat doet hij in zijn eentje.
Op het menu staan knaagdieren in Vlaanderen vooral bruine ratten), vogels en wilde konijnen, insecten (kevers, sprinkhanen en rupsen) regenwormen, eieren,aas (verkeersslachtoffers) en afval.
In de zomer en de herfst maken bosvruchten en valfruit (kersen, pruimen) een belangrijk deel van het menu uit.
Hij eet ongeveer 500 gram per dag.
Wanneer er veel voedsel ter beschikking is, wordt een deel begraven. De verstopte voedselvoorraad kunnen ze (nog maanden later) op geur en herinnering terugvinden.
Geen wonder dus dat Meneer Vos ook ondergronds de geheime voorraadkamers weet op te sporen én wel van een appelwijntje houdt.
Meneer Vos gedraagt zich overigens voorbeeldig in het kippenhok: hij neemt niet meer dan er nodig is.
En dat is in de realiteit weleens anders: niet zelden doodt een vos alle kippen in het hok omdat de paniekreactie van de kippen zijn jachtinstinct aanwakkert.
Hij houdt dan pas op als de rust is weergekeerd (surplus killing).
Of de vos zo snel kan graven als in de race tussen de graafmachines en de familie Vos wordt aangegeven, valt te betwijfelen, maar snel kan hij wel degelijk zijn:hij loopt gemiddeld zo’n zes tot dertien km per uur en kan een sprintje trekken van wel zestig km per uur!
Bovendien kan hij twee meter hoog en vijf meter ver springen.
Dat is best een prestatie voor een dier met een kop-romplengte van 66 tot 78 cm en een staartlengte van 34 tot 49 cm.
Het gewicht varieert van 3.5 tot 10 kg AL bij al niet zo’n groot dier dus (niet veel groter dan een flinke kat), maar door zijn lange vacht en dikke staart lijkt hij veel imposanter.
Natuurlijke vijanden kent de vos in onze gebieden eigenlijk niet, al valt er uitzonderlijk weleens een welpje ten prooi aan een das of een oehoe.
Maar mensen vormen wel een bedreiging, niet alleen door de jacht die nog steeds op ze wordt gemaakt (hoewel dat nutteloos is, zoals eerder aangegeven) maar ook door het verkeer.
Naast de egel is de vos één van de belangrijkste verkeersslachtoffers onder onze inheemse zoogdieren.
Ook in het boek van Roald Dahl is het duidelijk dat de tegenstander van de vos, de mens is. Al trekt die hier dan wel aan het kortste eind.
Ten slotte nog dit:
veel eigenschappen van de fantastische Meneer Vos stroken wel degelijk met de realiteit, maar een feestmaal waarbij ook konijnen aan tafel schuiven, dàt kan alleen in een boek van Roald Dahl!
WIST JE DAT.
… er wereldwijd zo’n 21 verschillende soorten vossen voorkomen?
… 80% van de vossen sterft in het eerste levensjaar, vooral door jacht, verkeer en stroperij? In het wild ‘worden vossen maximaal 12 jaar.
… de vos aan beide kanten van de staart geurklieren heeft?
Eén paar zit vlak boven de anus, een ander boven op de staart.
De afscheiding van die laatste klier zou de geur van viooltjes hebben en wordt daarom de vioolklier genoemd.
…er in 2018 bij Wilde Dieren in Nood (toen nog VOC) 17 vossen werden opgevangen?
Dat is meer dan het dubbele van het jaar daarvoor, toen er 8 werden opgevangen.
…er ook een leuke animatiefilm bestaat gebaseerd op het verhaal van Roald Dahl? Wes Andersons ‘Fantastic Mr. Fox’ dateert van 2009.
DahLR. (1971)
De fantastische Meneer Vos
Utrecht: Uitgeverij De Fontein.
Bronnen:
Natuurpunt
Zoogdiervereniging Nederland