? Muisjes ?
Ze werden door mensen gevonden als kleine naakte wriemelende weesjes bij het opruimen van de tuin.
Enkele weken later zijn ze al flink gegroeid en wriemelen ze lekker rond.
bron: DSK4-2017
DE HEKSEN – Roald Dahl
Klauwen, een kale kop, grote neusgaten, ogen met een stip vuur en ijs, voeten zonder tenen, blauw spuug.… We zijn bij de heksen van Roald Dahl!
De Heksen behoort, samen met De GVR, Matilda en Sjakie en de chocoladefabriek ongetwijfeld tot Dahls populairste kinderboeken. Het is dan ook niet stuk te krijgen.
De ik-figuur, een jongetje dat niet met naam genoemd wordt, verliest als zevenjarige zijn ouders bij een verkeersongeluk en gaat bij zijn grootmoeder in Noorwegen wonen.
Hij is dol op haar want ze kan fantastisch vertellen… vooral over heksen, voor wie ze hem voortdurend waarschuwt:
heksen willen niets liever dan alle kinderen op de hele wereld vernietigen. En het ergste van alles: je kan ze bijna niet herkennen want ze vermommen zich steeds als lieve dames.
Naar aanleding van het testament van zijn ouders verhuizen het jongetje en zijn grootmoeder tegen hun zin opnieuw naar Engeland. En tijdens een vakantie aan de kust beleven beiden het avontuur van hun leven als blijkt dat alle Engelse heksen én de gevaarlijke opperheks in hun hotel zijn neergestreken voor hun jaarvergadering. Het jongetje wordt, evenals een onuitstaanbaar leeftijdgenootje, veranderd in een muis maar slaagt er, dankzij zijn schranderheid, moed en vastberadenheid en met de hulp van zijn beminnelijke maar doortastende grootmoeder, uiteindelijk in om alle heksen te vernietigen met hun eigen wapens.
Roald Dahl is in deze klassieker in topvorm: het verhaal is meeslepend, een tikje griezelig en fantasierijk.
Ook ontbreekt de humor niet, zoals in het pleidooi van de groormoeder om kinderen zo weinig mogelijk een bad te laten nemen, of in de confrontatie van de eeuwig schransende Bruno/muis met zijn ouders.
Het boek leverde ook een spannende film op, waar Roald Dahl zelf echter niets mee te maken wou hebben omdat het einde grondig verschilt van zijn verhaal.
Het verband tussen dit boek en het VOC is niet moeilijk te vinden: MUIZEN! Banaal?
Zeker niet! Stap binnen in de wondere en zeer gevarieerde wereld van dit kleine volkje.
Er loopt in Vlaanderen heel wat rond dat ‘muis’ in zijn naam draagt, maar eigenlijk niet echt tot de muizen gerekend mag worden — en dan laten we de vleermuizen nog helemaal buiten beschouwing. Denken we maar aan spitsmuizen en veldmuizen.
Hoe zit dat dan?
Daarvoor moeten we te rade gaan bij de wetenschappelijke indeling van de klasse der zoogdieren, die is onderverdeeld in verschillende orden.
Niet alles wat wij ‘muis’ noemen, valt onder de familie van de Echte Muizen, en zélfs niet allemaal onder dezelfde orde.
Een ingewikkeld verhaal!
1. Orde der Insecteneters
Hieronder valt de familie van de Spitsmuizen. Spitsmuizen zijn herkenbaar aan hun lange kaken met scherpe, spitse tandjes die onmiddellijk duidelijk maken dat het echte vleeseters zijn. Op het menu staan wormen, insecten(larven), slakken, spinnen en soms aas.
De Spitsmuizen zijn op te delen in de Wittandspitsmuizen (die, zoals de naam zegt, volledig witte tandjes hebben) en de Roodtandspitsmuizen, waarbij het topje van de
tanden helder rood is.
Onder de Wittandspitsmuizen vinden we de Huisspitsmuis en de Veldspitsmuis. Beide lijken sterk op elkaar, zowel qua uiterlijk als qua gedrag. Het grootste verschil zit in de kleur van de vacht: bij de Huisspitsmuis gaat de grijsbruine kleur van de rug heel geleidelijk over in het iets lichtere grijs van de onderzijde. Bij de Veldspitsmuis is de zwartbruine bovenzijde duidelijk afgelijnd van de witte buik.
De Huisspitsmuis, is algemeen voorkomend terwijl de Veldspitsmuis een stuk zeldzamer is.
Bij de Roodrandspitsmuizen is er de Gewone Bosspitsmuis, die niet, zoals de naam doet vermoeden, enkel in bossen leeft maar in allerlei biotopen waar voldoende dekking is.
De Bosspitsmuis was lange tijd onze meest algemene spitsmuizensoort maar lijkt nu overtroffen te worden door de Huisspitsmuis.
De Dwergspitsmuis is het kleinste zoogdiertje van West-Europa. Hij verkiest zowat hetzelfde terrein als de Bosspitsmuis, maar heeft een veel groter territorium nodig.
Behalve aan zijn miniformaat, is de Dwergspitsmuis herkenbaar aan zijn slurfachtige snuitje en relatief dikke staart, die aan de basis versmald is.
Tot slot vinden we bij de Insecteneters nog de Waterspitsmuis, de grootste inlandse spitsmuizensoort.
Hij leeft nabij stilstaand of stromend water, dat van uitstekende kwaliteit moet zijn en voorzien van voldoende oeverbegroeiing.
Omdat er nog maar weinig ‘natuurlijke’ waterlopen zijn en deze bovendien vaak vervuild zijn, is de Waterspitsmuis in Vlaanderen sterk bedreigd.
2. Orde der Knaagdieren
Onder deze orde vinden we drie families die ons interesseren in ons muizenverhaal: de familie van de Woelmuizen, de familie van de Slaapmuizen en de familie van de Echte Muizen.
Knaagdieren zijn hoofdzakelijk planteneters, maar sommige soorten (vooral de Echte Muizen) lusten ook weleens dierlijk voedsel.
Woelmuizen zijn echte vegetariërs. Alle leden van deze familie hebben een stompe snuit, relatief kleine oogjes en een dichte, zachte pels waar de oortjes maar nauwelijks uit steken. Omdat ze hoofdzakelijk onder de grond leven, krijgen we ze maar zelden te zien.
Naast twee soorten met ‘rat’ in hun naam (Woelrat en Muskusrat), horen in deze familie nog de Veldmuis, de Aardmuis, de Ondergrondse Woelmuis en de Rosse Woelmuis thuis.
Hoewel Veldmuizen berucht zijn voor hun formidabele voortplantingsvermogen — van maart tot oktober werpt een vrouwtje maandelijks drie tot acht jongen, die al na twee weken geslachtsrijp zijn — komen ze niet algemeen voor in Vlaanderen. Op heel wat plaatsen ontbreken ze zelfs helemaal.
De Aardmuis is van de Veldmuis te onderscheiden door zijn rosbruine, ruige vacht en de oren die grotendeels door haren zijn bedekt, waardoor ze minder goed zichtbaar zijn
dan de oren van de Veldmuis.
Hoewel de Aardmuis ook hoofdzakelijk plantaardig eet, wordt er af en toe weleens een spin of insectenlarve verorberd.
De Ondergrondse Woelmuis is de kleinste van onze woelmuizen. Omdat ze, zoals hun naam het zegt, het grootste deel van hun leven onder de grond doorbrengen, is de kans er eentje in de natuur tegen te komen, erg klein. Deze woelmuis kan erg goed en diep graven en sluit zijn holletje af als het regent.
Voedsel verzamelen gebeurt zowel boven als onder de grond.
Als laatste ‘muis’ onder de woelmuizen (naast dus de Woelrat en Muskusrat die we links laten liggen), is er de Rosse Woelmuis: een buitenbeentje in deze familie.
Uiterlijk lijkt hij wel wat op de Echte Muizen, omdat zijn kop vrij spits is en de oren goed zichtbaar zijn. Ook is zijn staart beduidend langer dan die van zijn familie: ongeveer de helft van zijn lichaamslengte, terwijl de staart van de andere woelmuizen nooit meer dan een derde van de lichaamslengte meet.
Rosse Woelmuizen zijn niet kieskeurig in hun voedselkeuze: ze eten zowat alles wat min of meer eetbaar is.
Met gemak klimmen ze ook in bomen en struiken om te snoepen van noten, knoppen en schors.
De tweede familie muizen binnen de orde van de Knaagdieren, zijn de Slaapmuizen. Ook hier zegt de naam wel wat over het diertje: ze houden een winterslaap van ongeveer een half jaar! Dit doen ze in boomholtes en nestkastjes die ze voorzien van allerlei plantenmateriaal. Het zijn dan ook uitstekende klimmers.
Kenmerkend voor de Slaapmuizen is hun mooie, dichtbehaarde staart, die ze gebruiken om het evenwicht te bewaren tijdens klimpartijen. Zo’n dichtbehaarde staart is echter gemakkelijker te grijpen voor predatoren dan een kale, gladde staart.
Maar de Slaapmuis heeft een oplossing: de staarthuid laat heel gemakkelijk los, zodat de overvaller achterblijft met een ‘restje’ van de snel ontsnappende slaapmuis…
In Vlaanderen vinden we — met veel geluk — twee soorten Slaapmuizen: de Hazelmuis en de Eikelmuis.
En zo, ten slotte, belanden we dan toch bij de familie van de Echte Muizen… waarvan we ook twee leden buiten beschouwing zullen laten, omdat ze ‘muis’ niet in hun naam hebben: de Zwarte en de Bruine rat.
Opvallend voor de leden van deze familie zijn de vrij spitse snuit, de relatief grote en goed zichtbare oren en de lange staart (ongeveer even lang als het lichaam).
Net zoals de Bosspitsmuis, is de Bosmuis geen vaste bosbewoner: hij houdt van een goede beschutting, maar komt net zo goed langs in tuinen en verruigde bermen.
Hij heeft een lichtbruine rug en vuilwitte buik, met vaak een klein, geel vlekje tussen de voorpoten. Hij heeft uitpuilende ogen en zijn oren zijn opvallend groot. Bosmuizen zijn enkel nachtactief en bewegen zich hoofdzakelijk springend voort. Ze zijn algemeen in Vlaanderen.
De Huismuis is ongetwijfeld de meest bekende en tevens de minst geliefde van alle muizensoorten. Het egaal grijsbruine diertje mer bijna kale staart leeft altijd in de nabijheid van bebouwing waar het op alle mogelijke manieren aan de voedselvoorraad geraakt: springen, knagen, zwemmen, tegen muren oplopen… deze acrobaat kan het allemaal! In huis is de kat zijn grootste vijand, buiten staat hij op het menu van uilen en roofvogels.
De Dwergmuis is het kleinste knaagdiertje van Europa. Hij heeft een opvallende oranjerosse pels met vuilwitte buik. Voor een Echte Muis heeft hij vrij kleine, weinig behaarde oortjes die niet zo duidelijk uit de vacht steken.
De oorspronkelijke biotoop van de Dwergmuis is kleinschalig landbouwgebied, waarin hij een groot voedselaanbod heeft en zijn typische, bolvormige nestje weeft tussen de stengels van de korenaren. Hij is een goede klimmer die gebruik maakt van zijn grijpstaart. Door de opkomst van monoculturen, moest de Dwergmuis noodgedwongen andere oorden
opzoeken: bermen, hagen en houtwallen, rietvelden, ruigtes… Hij schijnt er zich goed aan te passen.
Laten we nu eens even kijken welke van al deze soorten in 2016 een onderkomen hebben gevonden in het VOC: Bosmuis (9), Eikelmuis (2), Gewone Bosspitsmuis (9), Huismuis (20), Huisspitsmuis (8), Ondergrondse Woelmuis (1), Veldmuis (1).
En ja, daarnaast kweken we ook zelf muizen, want onze uilen en roofvogels moeten zo veel mogelijk hun natuurlijke dieet krijgen… (en dat wordt natuurlijk niet gevormd door onze ‘gasten’!).
Het zal je wel duidelijk zijn geworden: zeg nooit zomaar ‘muis’ tegen een muis! Alleen al in Vlaanderen is er een uitgebreid soortenaanbod…
maar mensmuizen, die vind je alleen in de fantasie van Roald Dahl!
Roald Dahl, De Heksen, De Fontein, 2005